Meer dan zes jaar heeft Drs. Saskia Gras parttime gewerkt aan het proefschrift: ‘Vrijplaats voor de kunsten – De Haagse Vrije Academie 1947-1982’ en met plezier en bevlogenheid vertelt ze graag over de roemruchte geschiedenis van de Vrije Academie.
Saskia heeft aan de Universiteit Leiden kunstgeschiedenis gestudeerd met als specialisatie hedendaagse kunst en architectuur. Momenteel is zij werkzaam als docente kunstgeschiedenis en werkt zij graag mee aan tentoonstellingen.
De Haagse Vrije Academie werd in 1947 opgericht door Livinus van de Bundt en moest een alternatief vormen voor de destijds meer rigide en normatieve Haagse Academie van Beeldende Kunst. Ofschoon beide opleidingen eigenlijk concurrenten van elkaar waren, was er geen sprake van animositeit maar juist van wisselwerking en interactie. Zowel leraren als leerlingen switchten geregeld tussen de twee academies.
Op de Vrije Academie heerste de optimale vrijheid en kon men subjectief werken, het kunstwerk hoefde juist niet perfect te zijn. Bij de Haagse Academie daarentegen werkte men toen nog naar de natuur. De creativiteit moest een tegenwicht bieden aan de wereld van technologische ontwikkeling en materialisme.
Het instituut moest vooral laagdrempelig zijn, zodat zoveel mogelijk mensen aan dat ideaal een bijdrage zouden leveren. Er werden geen examens afgenomen, want vastgestelde normen pasten niet bij de individualistische opvatting. Zo beschikte Den Haag al in de jaren veertig over een unieke, experimentele, werkplaatsachtige vorm van kunstonderwijs waar iedereen, ook zonder vooropleiding, terecht kon. Ook leraren hoefden niet per sé een opleiding genoten te hebben. Bevlogenheid gold, meer niet.
Omdat de Vrije Academie niet voldeed aan het Rijks Examenregelingen werd het ook niet erkend als opleiding. Daarom viel de Vrije Academie destijds onder het ministerie van CRM (cultuur, recreatie en maatschappelijk werk) in plaats O&W (onderwijs en wetenschappen).
Gaandeweg werden er steeds meer bijzondere cursussen aangeboden zoals op het gebied van mode, film, theater en elektronische muziek. Volgens Saskia werd nog niet eerder serieus onderzoek verricht naar de onderwijsvorm van de Vrije Academie, hoewel het instituut vanaf 1947 een groot aantal professionele kunstenaars afleverde. Met het vrije, experimentele onderwijssysteem zonder toetsing bleek men goede resultaten te bereiken, maar anders dan andere academies was de Vrije Academie laagdrempelig en toegankelijker. Zo kon een grote groep mensen creativiteit en kritisch vermogen ontwikkelen.
Rond 1968 werden de eerste leerlingen van de Vrije Academie kunstenaar-lid van Pulchri. Zeker in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw was een substantieel deel van de Haagse en dus ook Pulchri-kunstenaars afkomstig van de Vrije Academie. Exacte cijfers zijn er niet, maar dat zal naar schatting rond de 50% liggen. Zo was ook KABK afgestudeerde kunstenaar Herman Berserik leraar op de Vrije Academie en een actief lid van Pulchri. Tussen 1974 en 1998 schreef hij vele columns en artikelen voor het Pulchriblad.
Omdat de Vrije Academie zo laagdrempelig was, hoefden bevlogen leerlingen, die het leergeld niet konden betalen, ook niets op te brengen. Van alle leerlingen was op enig moment zo’n 10% professioneel kunstenaar en 90% amateur. Soms geen onverdienstelijke amateurs, maar veelal toch hobbyisten die naast hun baan een kunstenaarsopleiding wilden volgen. Sommigen kwamen uit de wereld van de aristocratie en bleven soms vele jaren (tientallen) cursussen volgen.
Tijdens de onderzoeksperiode werd Saskia geconfronteerd met de afbraak van de Vrije Academie. In 2012 werd de onderwijstak opgeheven en in 2015 viel definitief het doek. De subsidiekraan ging volledig dicht. Het archief werd grotendeels vernietigd en de deuren van een culturele parel uit de Haagse geschiedenis werden gesloten.
In het proefschrift van Saskia komen roemrijke en vervlogen tijden weer tot leven.
Michael Toorop