De in 1905 in Keulen geboren Frits Schallenberg was de zoon van een vroeg dissidente Duitser[1] en ogenschijnlijk voorbestemd voor een leven in de marge van de maatschappij. Toch zou zijn leven en al helemaal zijn dood decennia lang de gemoederen bezig houden.
Kort na zijn geboorte verhuisde het gezin naar Villeneuve-Saint-Georges nabij Parijs. In 1914 trok de familie naar Roosendaal om zich vervolgens in 1919 in Den Haag te vestigen. Schallenberg ontwikkelde zich als iemand met een rijke fantasie, die het met de waarheid niet zo nauw nam. Zo vertelde hij graag dat hij van Russische adel zou zijn en in afwachting was van een riante erfenis. Intussen leende hij links en rechts geld en verkeerde hij constant in geldnood. Hij werd vervolgens gymnastiekleraar, tenniscoach en begon hij een winkel in sportartikelen. Hij mocht graag gokken, ging een paar keer failliet en werd geregeld van fraude beschuldigd.
Deze sjacheraar had nog altijd de Duitse nationaliteit en daarom werd hij in 1943 door de Duitsers opgeroepen om zich voor dienst te melden bij de Feldgendarmerie in Utrecht. In deze positie ontpopte hij zich als iemand die geregeld Nederlanders hielp om bijvoorbeeld arrestatie of deportatie te voorkomen. Wellicht was hij geïnspireerd door zijn vader, die naar verluidt in de Eerste Wereldoorlog in België onder de naam Von Wirtz een tegen de Duitsers gericht spionagenetwerk zou hebben geleid.
Na de Tweede Wereldoorlog werd Schallenberg door verschillende Nederlanders een ‘goeie Duitser’ genoemd. Door zijn baan bij Feldgendarmerie leerde hij veel rechters, politiefunctionarissen, advocaten en ondernemers kennen met wie hij altijd contact is blijven houden.
Na de oorlog werd hij tipgever van de Utrechtse en Haagse politie en hielp hen met het achterhalen van zwart geld en oorlogswinsten. Schallenberg had inmiddels te kennen gegeven het Nederlandse staatsburgerschap te willen verkrijgen en hoopte door zijn werk voor de politie meer kans te maken. Zo speelde hij informatie door aan de recherche over een geheime Duitse organisatie de Wehrwolf genaamd.
In de tweede helft van de jaren veertig was er veel te doen over zwart geld. Zo gingen er de nodige verhalen rond over het vermogen van de Duitser Dr. Ir. Fritz Mucke. Hij was inkoper voor de Duitse bezetter en een zwarthandelaar die een groot vermogen verwierf. Na de oorlog liet Mucke de nodige bezittingen naar Duitsland en Zwitserland brengen, maar twee koffers met aandelen gaf hij in beheer bij de toenmalige Zeister en latere Haagse burgemeester mr. Willem Visser. Het is onbekend waar deze koffers uiteindelijk zijn beland. Vermoedelijk zat er in de koffers Fl. 2,2 miljoen aan goud, effecten en sieraden.
De Utrechtse verzetsgroep Margriet meende dat de effecten in het huis van de maîtresse van Mucke zouden moeten liggen en viel de woning binnen[2]. Men hield Mucke en zijn vriendin een week gegijzeld, en leverde hen ten slotte uit aan de politie. Volgens Margriet werden er geen effecten gevonden.
Burgemeester Willem Visser en gemeente secretaris Willem Bos hadden goede banden met premier Louis Beel en minister van Financiën Piet Lieftinck en waren aangesloten bij de Stichting Opleiding Arbeidskrachten Nederland (SOAN). De SOAN werd mede mogelijk gemaakt door de bemoeienissen van Beel en Lieftinck en was gevestigd aan de Groot Hertoginnelaan 26. SOAN moest zich inzetten voor de strijd tegen het communisme, maar ontpopte zich meer en meer als een criminele organisatie. Men wist zich o.a. te verrijken door de verkoop van inbeslaggenomen goederen of met het te gelde maken van vermogens van vermiste of overleden joden.
Op 3 september 1949 nam de Utrechtse garagehouder Nico Jongerius contact op met Schallenberg met de mededeling dat hij kon beschikken over de aandelen van Mucke. Hij kon de effecten te koop aanbieden voor Fl. 280.000. Naar verluidt had de verkoper banden met de Margrietgroep en was de beoogde uiteindelijke koper SOAN.
Schallenberg nam meteen contact op met zijn contactpersonen bij de Utrechtse politie en hoopte dat het oplossen van dit mysterie hem het Nederlandse staatsburgerschap zou opleveren. Afgesproken werd dat Schallenberg op 14 september 1949, onder toeziend en wakend oog van deze politierechercheurs, op het neutrale terrein van de pauselijke nuntiatuur op de Carnegielaan 5, de vermiste aandelen in ontvangst zou nemen. Voorafgaande aan zijn afspraak ging Schallenberg nog naar de kapper om er glad geschoren uit te zien. Bij het rendez-vous punt kwam er echter niemand opdagen. Daarna liep Schallenberg richting het SOAN hoofdkwartier op de Groot Hertoginnelaan 26.
Om half elf die ochtend werd in de vijver aan het begin van de Groot Hertoginnelaan het levenloze lichaam van Frits Schallenberg gevonden. De politie ging meteen uit van zelfmoord, maar waarom zou iemand zich eerst laten scheren om vervolgens in een 30 cm diep watertje de hand aan zichzelf te slaan? Of zoals een bijstander het verwoordde: ‘Je moet op je buik gaan liggen en je vol laten lopen om daar zelfmoord te plegen’.
De zaak Schallenberg was geboren en het mysterie[3] rondom zijn dood was een feit. Dat mysterie begon al bij de politie, die een paar keer met een andere lezing kwam over de vindplaats van Schallenberg. Eerst vertelde men dat het lijk was gevonden in de vijver. Een dag later werd verteld dat het lichaam verderop in het water bij de Groot Hertoginnelaan 26 was gevonden, en na de autopsie zei de politie weer dat het lichaam in het water bij het Zwarte Paadje was aangetroffen. Dit paadje loopt achter de huizen langs aan de Groot Hertoginnelaan 1 tot en met 39.
In 1950 werd SOAN ontbonden[4] en het lijkt meer dan waarschijnlijk dat twee leden van SOAN Schallenberg hebben vermoord. De toenmalige minister van Justitie stuurde het centrale dossier-Schallenberg – dat vreemd genoeg verdwenen is – naar de vaste Commissie voor Privaat- en Strafrecht van de Tweede Kamer, en die legt zich in juli 1952 bij de conclusie neer: moord kan niet worden aangetoond. Alles dat nog onder justitie is over de zaak Schallenberg mag vreemd genoeg pas in 2046 gepubliceerd worden.
Michael Toorop
[1] Het Parool 19 mei 1992
[2] Het Vrije Volk 30 september 1949
[3] Er bestaan meerdere theorieën over de dood van Schallenberg, de vindplaats, het tijdstip en de omstandigheden.
[4] Nieuwe Haarlemsche Courant 11 februari 1950